Menu  |  Nieuws  |  Ligging  |  Over deze site  |  Contact  |  Logo  


18 - 27 mei 1940

 

Zaterdag 18 mei 1940 – maandag 27 mei 1940. Na de bezetting van Leuven, ging de opmars van het Duitse leger onmiddellijk verder. Meteen na Leuven werd ook Brussel ingenomen, ditmaal zonder slag of stoot. En na Brussel volgde de rest van het land.1 De Belgische legerleiding zag het grondig voorbereide - maar verouderde - defensieplan in duigen vallen. De geallieerden hadden geen verweer tegen de Duitse oorlogsmachine.

De Duitse bezetter in Vlierbeek

In Vlierbeek kwam men al snel oog in oog te staan met de Duitse bezetter. De eerste Duitse soldaten die met hun motorvoertuigen bij de Abdij van Vlierbeek arriveerden, kregen al gauw in de gaten dat de kelders er vol met vluchtelingen zaten. Hard klopten ze op de deuren en stampend met hun hoge laarzen daalden ze vervolgens de trappen naar de kelders af. Omdat ze zich er van wilden vergewissen dat er tussen de vluchtelingen geen verstekelingen van het Belgische leger zaten, dwongen ze iedereen op de knieën en voerden ze een grondige controle uit. Ook in de kelder van het Nieuw Abtskwartier was dit het geval.2

 

Hoogleraar Louis van Bauwel bekroop als vanzelfsprekend de schrik en liet zijn buurvrouw Elisabeth Alberdingk Thijm, die vloeiend Duits sprak en slechts twee huizen verder op woonde, er prompt bij halen. Elisabeth was bereid de onderhandelingen met de Duitse soldaten op zich te nemen en wist hen er van te overtuigen dat enkel gewone burgers zich verscholen hielden binnen de muren van de oude benedictijnenabdij.3  De Duitse soldaten wilden haar graag geloven, maar helemaal overtuigd waren ze pas wanneer zou blijken dat eveneens op de kerktoren - waar zich een observatiepost van de Belgen en de Britten had bevonden - niemand meer verscholen zat. Ze droegen daarom François de Coninck, koster van de abdijkerk, op hen bij de beklimming voor te gaan. Bovengekomen, viel er inderdaad geen soldaat meer te bespeuren…4

 

Elisabeths overredingskracht wierp zijn vruchten af. De Duitse soldaten toonden zich nadien zelfs van hun meest vriendelijke kant. Volgens Louis Vervoort deelden ze soep, chocolade en zelfs wit brood uit. Dat laatste een lekkernij die velen al enkele maanden niet meer gegeten hadden. Paul Cockx herinnert zich de eerste maal zuurdesembrood geproefd te hebben en Godelieve Cockx vertelde ons dat de Duitsers zelfs spek naar de keuken van het Nieuw Abstkwartier aandroegen, waar het versneden en gebakken werd. Na dagen zonder fatsoenlijke maaltijd, was dit een waar feestmaal. Iedereen smulde en ook de vluchtelingen die in de andere kelders verscholen hadden gezeten, kregen hun deel.5

 

Opnieuw eucharistievieringen in de abdijkerk

De abdijbewoners en de vele vluchtelingen waren als vanzelfsprekend opgelucht dat ze het er levend van af hadden gebracht. Eindelijk konden ze de kelders op de abdijsite verlaten.

 

Nu Leuven in Duitse handen was en de gevechten er gestaakt waren, leek het pastoor Eeckelaers dan ook opnieuw veilig zijn eucharistievieringen in de abdijkerk voor te gaan. Op 18 mei  - in de aanwezigheid van maar liefst 200 à 300 vluchtelingen zo leren we uit de kerkelijke archieven - vond opnieuw de Heilige Mis in de Onze-Lieve-Vrouwekerk plaats.6

 

Foto: De Onze-Lieve-Vrouwekerk. © Heemkundige Kring Vlierbeek vzw.

Terug huiswaarts

Het gezin Cockx had dagenlang opgesloten gezeten in de kelder van Louis van Bauwel. Nadat enkele dappere buren er zich van vergewist hadden dat op de Diestsesteenweg alles effectief opnieuw veilig was, durfden ook zij eindelijk weer naar huis toe.7  Paul Cockx getuigt hoe ze zich op weg huiswaarts verbaasden over de vele dode koeien, die her en der in de weiden lagen. Ook herinnert hij zich de achtergebleven munitie, die hij overal vond. Voor een achtjarige het ideale speelgoed om nadien talloze kwajongensstreken mee uit te halen. Eenmaal terug op de Diestsesteenweg, voelde het thuiskomen heel vreemd aan. Heel wat huizen leken geplunderd en de anders zo drukke weg lag er stil en verlaten bij. Na de vele bange uren die het gezin de afgelopen dagen had doorstaan, bleek er bij thuiskomst ook een klein lichtpuntje op hen te wachten. Paul ontdekte er immers een katje dat er moederziel alleen rondliep. Maar al te graag ontfermde hij zich over het eenzame beestje. Hij zou er een trouwe kameraad aan overhouden.8

 

Het gezin Vervoort keerde echter niet terug naar hun vertrouwde woning in de Borstelstraat. Zij trokken in bij Elisabeth Alberdingk Thijm op nummer 3 van de abdijsite. Clemence’s zus - Irma Brants - was er als huishoudster in dienst. De uitnodiging van juffrouw Alberdingk Thijm om te verhuizen was voor beide zussen dan ook zeer welgekomen. Elisabeth van haar kant keek er naar uit volop te genieten van de vrolijke stemmen van de vier kleine kinderen in huis. Eenmaal hij er in slaagde terug te keren naar Vlierbeek, zou ook vader Pieter Vervoort hier zijn intrek nemen.9  Maar daar hangt weer een ander verhaal aan vast dat we graag met jullie in een volgend deel van onze reportage zullen delen.

 

Een voorlopig gemeentebestuur voor Kessel-Lo

Burgemeester Karel Alfons Roelandts en de meeste schepenen en gemeenteraadsleden waren de voorbije dagen voor de binnenvallende Duitse troepen gevlucht.*10 Het machtsvacuüm in Kessel-Lo was dus compleet.**

 

Daarom werd er op 23 mei 1940 een voorlopig gemeentebestuur aangesteld, bestaande uit een comité van notabelen. Théophiel Tombeur werd hierbij aangeduid als waarnemend burgemeester.13  Onder meer Léon Laes en hoogleraar Louis van Bauwel, die beiden met hun gezin op de abdijsite woonden, maakten deel uit van dit voorlopige gemeentebestuur. Léon Laes kreeg het ambt van schepen van financiën toegewezen en Louis van Bauwel werd aangeduid als schepen van onderwijs. Al meteen op 25 en 28 mei kwamen deze heren samen om zich van hun taken te kwijten.14 Met Louis Van Bauwel reikte de politieke uitvoerende macht even opnieuw tot in het Nieuw Abtskwartier van de Abdij van Vlierbeek, waar eerder ook al minister Joris Helleputte gewoond had en waar tot 1867 de toenmalige gemeenteraad van Kessel-Lo ook steevast samenkwam om te vergaderen.15

 

*Kessel-Lo was in die jaren immers nog een autonome gemeente met een eigen gemeentebestuur. Pas op 1 januari 1977 werd Kessel-Lo bij de fusie van Belgische gemeenten een deelgemeente van de stad Leuven.11

 

**Ook in Leuven was de situatie eind mei 1940 niet anders trouwens. Ook daar bleek het machtsvacuüm compleet gezien de meeste notabelen de stad ontvlucht waren. Burgemeester Van der Vaeren en een aantal schepenen, heel wat voorname ambtenaren en zowat de gehele politiestaf hadden in allerijl de stad verlaten. Ook heel wat vooraanstaande professoren van de universiteit waaronder Gaston Eyskens, waren gevlucht. Die vlucht der notabelen kon niet alleen op veel kritiek rekenen van de inwoners van Leuven, maar ontstemde ook de Duitsers. Burgemeester Van der Vaeren werd daarom ontheven uit zijn ambt. Zijn plaats aan het stadhuis werd ingenomen door Richard Bruynoghe, professor aan de Katholieke Universiteit van Leuven.12

 

Foto: Hoogleraar Louis Jozef Maria Juliaan (Louis) van Bauwel. © Familie van Bauwel.

 

 

Wil je graag onze bronnen bij deze websitepagina raadplegen, klik dan hier.

 

© Heemkundige Kring Vlierbeek vzw.

Deel deze pagina