Geschiedenis
1125: Het domein Vlierbeek
In 1125, toen Leuven zich volop tot een stad ontwikkelde, schonk Godfried met de Baard, graaf van Leuven en eerste hertog van Brabant, een stuk grond aan de bloeiende benedictijnenabdij van Affligem, om in Vlierbeek een kerk en kloostergemeenschap op te richten en te bidden voor het zieleheil van hemzelf en zijn verwanten. In de schenkingsoorkonde werd dit domein Fliderbeca genoemd omwille van een rivier die het doorsneed. Godfried verleende hierbij alle mogelijke vrijstellingen en stond ook het vrije gebruik toe van bossen, weiden en waters in de omgeving, opdat de nieuwe stichting zich onder de beste materiële omstandigheden kon ontwikkelen.
Het domein Vlierbeek, dat de hertog in 1125 had geschonken, omvatte meer dan het gebied dat weldra door de kloostermuren zou worden omsloten. Het vormde een grote driehoek waarvan de vorm nog steeds in het landschap herkenbaar blijft. Er bij aansluitend, ontwikkelde zich spoedig enige bewoning. In 1158 was er al sprake van het gehucht Schoor. Dit strekte zich uit langs de flanken van de Schoorbergh (huidige Schoolbergen).
Een document uit de l4de eeuw vernoemt de plaats Huffel (de omgeving van het Gemeenteplein, ook Heffel genoemd). De Pleen of Plyne (De Plein) wordt voor het eerst vermeld in 1597. Tussen het beschreven driehoekige domein en de Kesselberg, die reeds als dusdanig genoemd wordt in een document van 1251, ontstond het gehucht Kessel, nu nog bekend als Beneden-Kessel.
Wat deze bewoning concreet betekende leert een telling van 1598: Huffel omvatte 12 huizen en 4 hoeven; op de Plein bevonden zich 7 woonsten en 1 pachthof; Schoor telde ongeveer 10 woningen waaronder 3 hoeven. Kessel was het dichtst bewoond met 25 huizen, waaronder 11 pachthoven en een herberg.
Klik op de foto's om ze te vergroten.
© Heemkundige Kring Vlierbeek vzw