Menu  |  Nieuws  |  Ligging  |  Over deze site  |  Contact  |  Logo  

De bewoners van de Abdij van Vlierbeek tijdens de Tweede Wereldoorlog

 

De Abdij van Vlierbeek werd bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog reeds lang niet meer bewoond door de benedictijnenmonniken. In de oude abdijgebouwen hadden in mei 1940 inmiddels andere bewoners hun intrek genomen. Mede door haar geïsoleerde ligging, vormde de abdij als leefgemeenschap een gesloten geheel, waarin de bewoners, in opeenvolgende generaties, elkaar goed kenden, samen opgroeiden, bij elkaar gingen spelen, bakten, dorsten en buurten. Een dorp in een dorp als het ware.1

 

Allen huurden zij hun woning van de Kerkfabriek – en dit aan een tamelijk gunstig tarief. In ruil daarvoor dienden zij kleine klusjes op te knappen die het gemeenschappelijke leven binnen de abdijmuren ten goede kwamen. Zo dienden enkelen de tuin die zich voor het Nieuw Abtskwartier bevindt – de zogenaamde “tuin van de zusters” - te onderhouden. Anderen hielpen dan weer bij de ophaling van het schaal- en stoeltjesgeld tijdens de eucharistievieringen in de abdijkerk.2

 

We stellen de abdijbewoners van mei 1940 even aan je voor. Een verscheidenheid aan persoonlijkheden, leeftijden en beroepen woonden met elkaar binnen de muren van onze abdij. Samen zouden ze echter de woelige jaren van de Tweede Wereldoorlog doorstaan. Allen zouden ze de oorlog overleven en in sommige gezinnen zou er zelfs nieuw leven geboren worden in de periode 1940-1945.3

 

Gastenkwartier

Nummer 2

Als van zelfsprekend woonde de pastoor vlak naast zijn kerk op nummer 2 in het rechtse uiteinde van het Gastenkwartier, de huidige pastorie dus. Tijdens de vijf woelige oorlogsjaren zouden drie zielenherders van de parochie Vlierbeek elkaar opvolgen. Ook de onderpastoors woonden bij in op nummer 2.

 

Pastoor Karel Eeckelaers

 

Bij aanvang van de oorlog in mei 1940 was Karel Eeckelaers (°20.10.1891-†15.03.1941) pastoor van Vlierbeek. Samen met zijn huishoudster woonde hij op nummer 2 van het Gastenkwartier.1

 

Pastoor Eeckelaers was afkomstig van Thisselt. Hij was oud-student van het Lemmensinstituut en hechtte bijgevolg een bijzonder belang aan kerkmuziek.2 In 1937 werd hij benoemd tot priester van Vlierbeek. Met fanfare en stoet werd hij op zondag 30 mei 1937 plechtig onze parochie ingehaald. Al snel werd hij echter getroffen door een ziekte en geleidelijke verlamming noodzaakte hem een rolstoel te gebruiken.3

 

Karel Eeckelaers werd voor de Vlierbekenaren de heilige pastoor van Vlierbeek. Toen op 15 mei 1940 de algemene vrees in Vlierbeek enorm groot was, toonde hij immers hoe dierbaar zijn parochie Vlierbeek hem wel was. Rond 23 u die avond knielde Karel Eeckelaers neer en bad hij luidop “Onze-Lieve-Vrouwke, indien iemand ten offer moet vallen, neem dan mijn leven, doch spaar de parochie”, in de verwachting dat daardoor zijn parochie Vlierbeek van verder onheil zou gespaard blijven. En het Onze-Lieve-Vrouwke van Vlierbeek nam het offer aan. Onze parochie Vlierbeek werd inderdaad gespaard.  De al zieke pastoor Eeckelaers zou minder dan een jaar later - op 15 maart 1941 – te Ukkel overlijden.4 Hij had zich een ware herder voor zijn schapen getoond.

 

Foto 1: Gastenkwartier. © KIK-IRPA, Brussel - www.kikirpa.be.

Foto 2: Pastoor Karel Eeckelaers. © Heemkundige Kring Vlierbeek vzw.

 

Pastoor Louis Wuyts

 

Na het noodgedwongen vertrek van Karel Eeckelaers, werd - vanaf 1941 - Louis Wuyts de nieuwe pastoor van Vlierbeek. In 1943 zou hij onze parochie echter al weer verlaten om pastoor in Sint-Jans-Molenbeek te worden.5

 

Pastoor Benedictus Gustaaf Wuyts

 

Vanaf 24 september 1944 zou Benedictus Gustaaf Wuyts (°15.10.1895-†16.06.1961) de missen in de Onze-Lieve-Vrouwekerk voorgaan en zijn intrek in nummer 2 nemen. Gustaaf Wuyts was geboren in Geel en zou meer dan vijftien jaar pastoor van Vlierbeek blijven, en dit tot aan zijn dood in 1961.6

 

Onderpastoor Victor De Vadder

 

Bij aanvang van de oorlog was Victor De Vadder (°19.09.1901-†05.10.1992) de onderpastoor van dienst in Vlierbeek. Hij was afkomstig uit het pittoreske dorpje Tremelo. Als oudste zoon van een groot landbouwersgezin met acht kinderen, volgde hij zijn roeping en koos hij voor een opleiding aan het Groot Seminarie van Mechelen waar hij op 6 juni 1925 tot priester werd gewijd. In het Sint-Romboutscollege te Mechelen kon Victor De Vadder meteen aan de slag als leraar, maar zijn hart lag bij het pastorale werk. Hij was dan ook enorm verheugd toen hij op 23 juni 1925 als onderpastoor van Sint-Lambrechts-Woluwe aangesteld werd om vervolgens in 1931 naar onze parochie overgeplaatst te worden.

 

Eén van de belangrijkste verwezenlijkingen van Victor De Vadder op onze abdijsite is ongetwijfeld de bouw van de Vlierbeekzaal. In 1934 stond hij immers mee op de bouwwerf toen deze voor Vlierbeek zo belangrijke zaal opgetrokken werd.

 

Ook de Vlierbeekse jeugd nam hij onder zijn vleugels. Victor De Vadder richtte in onze parochie namelijk een afdeling van de KAJ (Katholieke Arbeidersjeugd) en de VKAJ (Vrouwelijke Katholieke Arbeidersjeugd) op, twee jeugdbewegingen die - naast het reeds bestaande patronaat - de jeugd van Vlierbeek wilden verenigen.

 

Bij de inval van de Duitse troepen in mei 1940 was hij het ook die, samen met pastoor Karel Eeckelaers, de Vlierbekenaren bijstond terwijl ze met z’n allen bescherming zochten in de kelders van onze abdij en dit tijdens vele bange uren.

 

Na 13 jaar in de pastorij op onze abdijsite gewoond te hebben (1931-1943), verliet Victor De Vadder onze parochie in september 1943 - in volle bezettingstijd dus - om in Terbank, bij Heverlee, de hulpparochie Onbevlekt Hart van Maria op te richten en er pastoor te worden. En zielenherder van Terbank zou hij blijven tot aan zijn pensioen in 1975. Op 5 oktober 1992 - op de respectabele leeftijd van 91 jaar - stierf Victor De Vadder en vond hij zijn laatste rustplaats op het kerkhof De Jacht te Heverlee.7

 

Foto 1: Victor De Vadder. © Heemkundige Kring Vlierbeek vzw.

Foto 2: Victor De Vadder op de bouwwerf van de Vlierbeekzaal in 1934. © Heemkundige Kring Vlierbeek vzw.

 

Onderpastoor Josef Aerts

 

Jozef Aerts nam de fakkel van De Vadder als onderpastoor over. Hij zou onze parochie van 1943 tot 1955 dienen. Daarna werd hij pastoor in Duffel.8

 

Nummer 3

In de woning naast pastoor Eeckelaers,  op nummer 3 van het Gastenkwartier - het huis met de mooie barokdeur - woonde in mei 1940 Elisabeth Alberdingk Thijm (°21.02.1863-†27.10.1952) samen met haar gezelschapsdame Charlotte de Caritat de Peruzzis (°1883-†1953) en haar huishoudster Irma Brants.1  

 

Elisabeth Alberdingk Thijm werd geboren op 21 februari 1863 te Leuven en was de dochter van Petrus Paulus (Paul) Maria Alberdingk Thijm (°1827-†1904) en Emilie Maria (Emilia) Josepha Gfrörer (°1831-†1908).2  Vader Alberdingk Thijm was hoogleraar in de Nederlandse letterkunde aan de Leuvense Universiteit. Hij staat eveneens bekend als medestichter van het Davidsfonds en vriend van de Vlaamse studenten.3

 

In 1889 verhuisde het gezin naar het Gastenkwartier van de Abdij van Vlierbeek.4  Elisabeth groeide op in een gezin waar kunst hoog in het vaandel gedragen werd. Dankzij haar opvoeding maakte ze van kinds af aan kennis met literatuur, bouw- en beeldhouwkunst, schilderkunst, poëzie en muziek.5 Omwille van de Duitse afkomst van haar moeder, werd zij tweetalig opgevoed, zowel in het Nederlands als in het Duits - een talenkennis die haar in de loop van haar leven meermaals van pas zou komen.

 

Elisabeths levensloop werd sterk door de carrière en de interesses van haar vader beïnvloed. Evenwel groeide ze uit tot een markante dame, met noemenswaardige verwezenlijkingen. Bekend is dat ze erg bedreven was op het klavier en dat haar musicologische kennis zeer ver reikte. Ook haar talenkennis was uitmuntend. Haar vertalingen van de gecomponeerde werken van Edgar Tinel (°1854-†1912) in het Duits, zoals het oratorium Franciscus en de opera Godelieve, oogstten veel lof. In tijdschriften en dagbladen leverde ze tal van bijdragen, altijd anoniem, zowel in het Nederlands, het Frans als het Duits. Haar artikel in twee afleveringen van juli en augustus 1901 over de musicus Edgar Tinel in het literair-culturele tijdschrift “Dietsche Warande en Belfort” - gepubliceerd onder het pseudoniem Albert Vander Elst - werd destijds zeer opgemerkt.6

 

Tijdens de begindagen van de oorlog en ook tijdens de oorlogsjaren die volgden, zou juffrouw Alberdingk Thijm haar goede kennis van het Duits benutten om te bemiddelden tussen Vlierbeekse vluchtelingen – die ze gastvrij in de kelders van de Abdij van Vlierbeek liet schuilen – en vertegenwoordigers van het Duitse leger. Onverschrokken en met een witte vlag in de hand stapte ze naar de bezetters toe, benadrukte ze dat er enkel onschuldige en gewone burgers een veilige schuilplaats binnen de abdijmuren hadden gezocht en overhaalde ze hen deze vluchtelingen te sparen.7

 

Ook huishoudster Irma Brants woonde in op nummer 3. Irma was kind aan huis op de abdijsite. Zij was immers de dochter van Louis Brants en Louise Appui en was dus opgegroeid op nummer 10.Na de mei-dagen van 1940 trok ook Irma’s zus, Clemence Brants, met haar vier kinderen: Maria, Louis, Josefa en Denise in bij Elisabeth Alberdingk Thijm. Het gezin had tijdens de "Slag om Leuven" een veilige schuilplaats binnen de muren van de abdij gevonden.  Gezien haar man Pieter Vervoort gemobiliseerd was en nog niet zo gauw terug thuis leek te komen, ging ze graag in op de uitnodiging van juffrouw Alberdingk Thijm om te verhuizen. Later zou ook Pieter zijn intrek op nummer 3 nemen.Voor Elisabeth was het een grote vreugde om de vier kinderen van Clemence en Pieter in huis te hebben. Ze hielp de kinderen bij de Franse les en deelde ook haar passie voor muziek met hen. 

 

Elisabeth Alberdingk Thijm woonde tot het einde van haar leven in het Gastenkwartier van onze abdij. Ze stierf kinderloos op 27 oktober 1952 en ligt samen met onder meer haar ouders en haar gezelschapsdame Charlotte de Caritat de Peruzzis begraven op het kerkhof bij de abdij (Familiegraf Alberdingk Thijm - Blok A, Rij 5, Nummer L27).10

 

Het gezin Vervoort en Irma Brants zouden heel lang op nummer 3 blijven wonen, tot lang na de dood van Elisabeth en Charlotte zelfs. Ook zoon Louis – tandtechnieker van beroep geworden - zou er samen met zijn vrouw Denise Hermans en zijn drie kinderen Jan, Kris en Wim tot 1967 blijven inwonen. Nadien verhuisde bij naar de Molenstraat waar dochter Liesbeth geboren werd. Irma Brants verhuisde in 1977 naar een rusthuis waar ze enkele jaren nadien stierf. Pieter Vervoort is in 1982 gestorven en is tot enkele uren voor zijn dood op nummer 3 gebleven. Clemence vertrok in 1983. Na enkele jaren overleed ook zij in een rustoord.11

 

Foto 1: De mooie barokdeur van nummer 3. © KIK-IRPA, Brussel - www.kikirpa.be.

Foto 2: Elisabeth Alberdingk Thijm. © Heemkundige Kring Vlierbeek vzw. 

Nummer 4

Nummer 4 van het Gastenkwartier werd bewoond door het gezin van Léon Felix Laes. Hij was handelsreiziger in zeemvellen en eigenaar van een aantal huizen op de Brugberg – waar op 14 mei 1940 het tragische ongeval met de Latil artillerietrekker plaatsvond. Samen met zijn vrouw Angelina Clemencia Dimiaux nam hij een Hongaarse pleegdochter Margit Kurucz onder zijn vleugels.1

 

Léon Laes zou op 23 mei 1940 – net zoals Louis van Bauwel (Nieuw Abtskwartier) - deel gaan uitmaken van de voorlopige gemeenteraad van Kessel-Lo, die aangesteld werd bij afwezigheid van burgemeester Roelandts en de meeste andere bewindvoerders op dat moment.2

 

Nieuw Abtskwartier

Nummer 5

Hoogleraar Louis Jozef Maria Juliaan (Louis) van Bauwel (°15.03.1888-†14.12.1948) had samen met zijn echtgenote Maria Teresia Lambertina van Bavel (°01.07.1895-†08.08.1958) en hun acht kinderen – Emma (°24.05.1920-†29.09.2016), Jan (°03.10.1921-†05.05.2014), Frans (°21.04.1923-†12.06.2010), Julienne (°17.09.1924-†07.09.2018), Margaretha (Margriet) (°21.04.1926) , Ludovic (Ludo) (°15.02.1929-†14.08.1999), Mieke (°03.03.1931) en Theresa (Tesy) (°18.12.1932-†11.07.2019) – sinds 1935 hun intrek genomen in het Nieuw Abtskwartier op nummer 5.1

 

Louis van Bauwel was afkomstig van Wiekevorst en behaalde het doctoraat in de rechten aan de Katholieke Universiteit te Leuven in 1912. Tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 oefende hij het beroep van advocaat uit. Als oorlogsvrijwilliger gewond te Lombardsijde, werd hij overgebracht naar Engeland, waar hij meewerkte aan “De Stem uit België”, een weekblad voor Belgische soldaten.

 

Na de Eerste Wereldoorlog werd hij benoemd tot substituut van de procureur des Konings (1919-1921) en nadien tot rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (1921-1928).

 

In 1931 werd hij, als gewoon hoogleraar aan de faculteit van rechtsgeleerdheid aan de Katholieke Universiteit van Leuven, belast met een deel van de leergang van burgerlijk recht en later met de leergang van burgerlijke rechtsvordering. In 1935 kwam hij met zijn gezin in de Abdij van Vlierbeek wonen.2

 

Met van Bauwel zou de politieke uitvoerende macht weer even opnieuw tot in het Nieuw Abtskwartier van onze abdij reiken gezien hij op 23 mei 1940 – net zoals Léon Laes (nummer 4 van het Gastenkwartier) - deel zou gaan uitmaken van de voorlopige gemeenteraad van Kessel-Lo.3

Eerder woonde in dit gedeelte van de abdij ook al Minister Joris Helleputte (°31.08.1952-†22.02.1925) en tot 1867 was het Nieuw Abtskwartier zelfs de vaste vergaderplaats van de toenmalige gemeenteraad van Kessel-Lo.4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Foto 1: Hoogleraar Louis Jozef Maria Juliaan (Louis) van Bauwel. © Familie van Bauwel.

Foto 2: Het gezin van Bauwel met vader Louis van Bauwel en moeder Maria van Bavel en hun acht kinderen. Onderaan van links naar rechts zie je Margriet, moeder Maria met op schoot haar jongste dochter Tesy, er naast Ludo en vader Louis met op schoot Mieke en er naast rechtstaande Julienne. Op de tweede rij van links naar rechts maken Jan, Emma en Frans het gezin compleet. © Familie van Bauwel.

Foto 3: De kinderen van het gezin van Bauwel voor het Nieuw Abtskwartier. Van links naar rechts oudste dochter Emma met op de arm haar zusje Tesy, vooraan Ludo, Margriet en Mieke en achteraan Jan, Frans en Julienne met Communiekroontje.

© Familie van Bauwel.

Nummer 6

Nummer 6 (het gebouw dat nu dienst doet als Chirolokaal) was sinds 1939 de thuis van Joseph Edouard François (Edward) Dechamps, zoon van de Suisse - Jef Dechamps - die op nummer 11 woonde en broer van Felix Dechamps die op nummer 8 woonde. Op de abdijsite waren niet alleen familierelaties sterk met elkaar vervlochten, ook functies werden op de abdijsite soms van generatie op generatie overgedragen. Edward zou – als jongste zoon zoals de traditie het voorschreef - immers zijn vader opvolgen als Suisse van Vlierbeek.1

 

Edward (°16.06.1916-†08.03.2007) woonde er samen met zijn vrouw Augusta (Gusta) Deroost (°23.03.1917-†22.10.2012) en hun kroost Fernandus Felix Eduardus (Fernand) (°04.09.1939-†08.06.2018), Raphael (Raf) (°27.03.1941), Gerarda Stephania Francisca (Gerarda) (°20.03.1942-†17.07.1942), Gertrude (Gerda) (°18.08.1943), Guido (°03.09.1948) en Hans (°14.10.1954) - allen geboren tussen 1939 en 1954.2

 

Ook tante Jeanne Dechamps en E.H. Jozef De Meulder (van 1939-1940) woonden bij hen in.3 

 

Foto: Nieuw Abtskwartier nummer 6. © KIK-IRPA, Brussel - www.kikirpa.be.

Oud Abtskwartier – Nummer 7

 

Landbouwer Jacobus Franciscus (Frans) Nackaerts (°07.08.1882-†28.02.1967) huurde samen met zijn echtgenote Maria Elisabeth Sente (Mieke Sent) (°04.05.1882-†30.06.1953) en hun kroostrijke gezin het Oud Abtskwartier (nummer 7).1

 

Frans – niet te verwarren met zijn naamgenoot schilder Frans Nackaerts - was de voormalige hovenier en koetsier van minister Helleputte, die tot 1919 in het Nieuw Abtskwartier had gewoond.

 

Frans en Mieke Sent huwden in 1903 en kregen dertien kinderen, waarvan vier jong gestorven zijn: Jean Baptist Jules (Jan) (°28.03.1905-†09.05.1993), Ferdinandus (°18.03.1906-†25.08.1910), Maria Octavie Ghislaine (Marie) (°14.03.1907-†18.01.1997), Marie Bernadine (Dina) (°25.05.1908-†28.10.1992), Marguerite (Margriet) (°15.07.1909-†16.08.1910), Marguerite (Margriet) (°22.08.1910-†10.10.2009), Leopoldine (°16.02.1912-†23.04.1986), Josephus (°23.03.1913-†21.01.1914), Berta (°28.04.1914-†21.04.2019), Louisa (°30.12.1915-†19.07.1984), Elisabeth (Liske) (°19.09.1917-†09.04.2015), Leopold (†1919) en Fernand (°31.05.1922-†14.07.2015).2  

 

Het verlies van vier kleine kinderen moet zwaar gewogen hebben op Mieke Sent. In die tijd hoorde men deze beproevingen echter met christelijke gelatenheid en met vrome offerzin te ondergaan. “Met onze engeltjes in de hemel, hebben wij daar allemaal al een voet binnen”, zou moeder Nackaerts altijd gezegd hebben.3

 

Als vanzelfsprekend kregen de kinderen van Frans en Mieke Sent deze vrome waarden van thuis uit mee. Vijf van de dochters zouden voor een religieus leven kiezen en hun roeping volgen. Dina trad op tweeëntwintig jarige leeftijd – in 1930 dus – in bij de kanunnikessen van De Jacht te Heverlee. Daar genoot ze een opleiding tot verpleegster en legde haar eindexamen in de specialisatie van tropische ziekten af. Als “Dame Marie Eusèbe” zou ze nog voor het einde van de Tweede Wereldoorlog naar de voormalige Belgische kolonie Congo vertrekken, waar ze eerst in Leopoldstad (het huidige Kinshasa) en vervolgens in Nkolo in een plaatselijk ziekenhuis zou gaan werken.

Ook dochters Berta en Liske traden, hoewel ze drie jaar in leeftijd verschilden, in het jaar 1941 samen in bij de Zusters kanunnikessen van de Jacht in Heverlee. Berta (Dame Marie Melchior)  studeerde er net zoals haar zus Dina voor verpleegster met specialisatie tropische ziekten. Liske (Dame Marie Frans) studeerde er voor landbouw- en huishoudkundig regentes om in maart 1950 samen met Berta – net zoals hun oudere zus Dina - naar Congo te vertrekken, waar ze dicht bij elkaar – de ene in een ziekenhuis, de andere in een meisjesschool - in Leopoldstad zouden gaan werken.

Maar nog is de lijst niet compleet. Louisa (Zuster Paula) was reeds in 1932 – op zeventien jarige leeftijd dus -  ingetreden bij de Arme Claren Coletienen in Leuven. Een jaar later, in 1933, trad ook Marie (Zuster Augustina) binnen in dezelfde orde.4

 

Van de dertien kinderen van Frans en Mieke Sent waren de meesten bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog dus al het huis uit. Jan, de oudste zoon, was melkboer geworden en Margriet was inmiddels gehuwd en had zelf een gezin gesticht. Enkel Leopoldine en Fernand woonden gedurende de oorlogsjaren nog in bij hun ouders op nummer 7.5  Dat betekende echter niet dat het er minder druk op zou worden in de voormalige hovenierswoning.

 

Tussen 1939 en 1942 verhuurde de familie Nackaerts immers ook twee van hun kamers op de bovenverdieping van het Oud Abtskwartier aan Henri Van Kerkhove, groothandelaar in kolen en tevens dichter.6

 

Tijdens de oorlogsjaren namen vader en moeder Nackaerts bovendien hun dochter Margriet met haar gezin terug in huis gezien de abdijsite gold als een veilig schuiloord tijdens deze woelige jaren. Margriet trok samen met haar man Josephus Billet en hun drie kinderen Melchior (°28.08.1938), Frans (°29.07.1939) en Mieke (°01.11.1940) terug in bij haar ouders. Ze zouden er van 1941 tot 1947 blijven inwonen, een lange periode waarin het gezin zich verder uitbreidde met Hendrik (Rik) (°29.10.1941), Ferdinand (°24.11.1942-†25.07.2002), Magda (°15.07.1944) en Jos (°17.09.1946).7

 

Op het einde van de oorlog werd op nummer 7 nog meer familie in nood opgenomen. Toen kwam immers de broer van Frans Nackaerts, Jules Nackaerts, er bij inwonen samen met zijn gezin.8

 

Foto 1 en 2: Oud Abtskwartier. © KIK-IRPA, Brussel - www.kikirpa.be.

Voormalig landbouwcomplex

 

Het voormalige landbouwcomplex of ook wel bakkerij genoemd - omdat er in de kelders een grote oven is waarin destijds voor de monniken brood werd gebakken – was in 1940 reeds opgedeeld in drie aparte woningen, die eveneens verhuurd werden.

Nummer 8

Op nummer 8 woonden landbouwer Felix Dechamps (°13.02.1900-†22.04.1990) en zijn vrouw Emiliana Elvira Ludovica (Elvire) Peeters (°09.09.1907-†03.04.1992). Tussen 1932 en 1942 kregen ze 7 kinderen: Josephus Ghislenus Ludovicus (Jef) (°01.10.1932-†09.02.2017), Agnes Rosalia (Agnes) (°01.06.1934), Franciscus Joannes (Frans) (°07.09.1935-†05.03.2003), Petrus Michael Rogerius (Roger) (°†25.12.1936), Maria Joanna (Jeanne) (°06.02.1940), Maria (°18.06.1941) en Jan (°11-12-1942).1

 

De familiebanden speelden zeer sterk binnen de muren van de Abdij van Vlierbeek. Felix was immers de zoon van Jef Dechamps – de Suisse – en Rosalia Vandenbosch van nummer 11.2  Ook Felix’ broer Edward Dechamps bleef trouwens binnen de abdijmuren wonen. Edward verliet immers in 1939 het ouderlijke huis op nummer 11 om samen met zijn vrouw Gusta Deroost op nummer 6 op de abdijsite in te trekken. Een kluwen aan familiebanden dus.

Nummer 9

Op nummer 9 woonde Petrus Franciscus (Frans) Van Kriekingen (°05.05.1906-†05.07.1965) en zijn vrouw Maria Clotildus (Marieke) Stas. Frans en Marieke huwden op 6 september 1930 en kregen  vier dochters: Maria Amelia Romana (Romaine)(°16.06.1931), Maria, Joanna Ludovica (Jeanne) (°21.11.1934) en Louisa, allen geboren tussen 1931 en 1940.1

Nummer 10

Naast hen op nummer 10 tenslotte woonde landbouwer Ludovicus Veronicus (Louis) Brants (°30.01.1870-†1962) en zijn vrouw Louise Appui (°29.10.1870). Zij hadden zes kinderen - Barbara (°1895), Hendrik (°1896), Jan (°1897), Ludovica (°1899), Irma (°1901) en Clemence (°1905) maar deze waren bij de aanvang van de Tweede Wereldoorlog reeds het huis uit.1

 

Irma woonde wel nog binnen de abdijmuren want zij was in dienst als huishoudster bij Elisabeth Alberdingk Thijm op nummer 3. Ook Clemence zou met haar kinderen en later ook haar man Pieter Vervoort – wanneer deze na vele verschrikkingen in Frankrijk terug naar huis kon keren – weer vanaf mei 1940 op de abdijsite komen wonen. Eerst als vluchteling, maar nadien vonden ook zij een vaste thuis op nummer 3 bij Elisabeth Alberdingk Thijm.

 

Gebouwen westkant

 

Ook de reeks gebouwen tussen het Wagenhuis en de Westerpoort werden door de Kerkfabriek in mei 1940 reeds verhuurd.

Nummer 11

In het voormalige Wagenhuis op nummer 11 woonde de “Suisse” oftewel Josephus Ghislanus  (Jef) Dechamps (°13.07.1873-†05.06.1957).1

 

De Suisse of ordebewaarder (kerkwachter) stond in voor de orde tijdens de eucharistievieringen in de abdijkerk. De term “Suisse” staat in het Frans voor “Zwitser” en  verwijst naar de “Garde Suisse” van het Vaticaan. Dit waren oorspronkelijk Zwitserse huursoldaten die de Paus beschermden. Hij droeg een zwart kostuum en bandelier en had een staf (hellebaard) waarmee hij op de grond tokte wanneer je moest rechtstaan of terug mocht gaan zitten tijdens de viering. Ook wanneer je te veel babbelde, gaf de Suisse je stellig een tik van de stok op je schouder.

 

Jef Dechamps woonde hier sinds 1912 samen met zijn vrouw Rosalia Vandenbosch ofwel “moeder Roos”, die bijna honderd jaar werd (°17.08.1874-†28.05.1972). Zij huwden op 4 december 1897 en kregen tussen 1898 en 1916 acht kinderen: Petrus Franciscus (Frans) (°24.09.1898-†16.06.1974), Felix (°13.02.1900-†22.04.1990), Maria Virginia (Marie) (°13.11.1901-†22.09.1954), Jeanne (°25.04.1904-†05.02.1990), Maria Leontina (Leontine) (°06.07.1905-†05.11.1982), Engelbert (°20.05.1907-†10.06.1996), Bertha (°17.03.1911-†04.11.1963) en Joseph Edouard François (Edward) (°16.06.1916-†08.03.2007).3

 

Jef Dechamps zou tevens erevoorzitter van de Heemkundige Kring Vlierbeek worden.4

 

Zoals reeds eerder aangehaald, volgden generaties elkaar vaak op binnen de muren van de Abdij van Vlierbeek en speelden familiebanden er dus sterk. Zo verliet zoon Felix het ouderlijke huis om op nummer 8 te gaan wonen. Ook zoon Edward bleef op de abdijsite wonen, hij verhuisde naar  nummer 6.

 

 

Beschrijving van de Suisse uit “De memoires van de Sloeber”5:

 

“Precies een garde, zoals hij rondging in de kerk, met een hoed op zijn hoofd als van een zeeofficier en over zijn schouder een lans met een brede koperen kop die uitliep op twee punten gelijk er zijn aan het stalen schopje waarmee een hovenier de wilde scheuten van de bomen afsteekt. Onder aan de koperen platte lans bengelde een hele tros rode veters en over zijn schoon versierde kontekletser had hij een brede versierde bandelier hangen met zilveren veters aan de onderkant. Aan die bandelier hing een sabel, niet te lang, in een lederen schede.”

 

Foto 1: Het voormalige wagenhuis, nummer 11. © KIK-IRPA, Brussel - www.kikirpa.be.

Foto 2: Moeder Roos - Rosalia Vandenbosch. © Heemkundige Kring Vlierbeek vzw.

Foto 3: Jef Dechamps als de Suisse. © Heemkundige Kring Vlierbeek vzw.

Foto 4: Jef Dechamps en Rosalia Vandenbosch met hun jongste zoon Edward Dechamps en zijn echtgenote Augusta Deroost. In het midden Frans Dechamps (kleinzoon van Jef en Rosalia en zoon van Felix Dechamps) © Heemkundige Kring Vlierbeek vzw.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Nummer 12

Naast de Suisse, op nummer 12, woonde Louis Meynckens (°15.04.1892-†02.09.1977) met zijn vrouw Blondine Geyssels (°1899) en hun drie kinderen Stan, Maria en Jeanne, die later zou trouwen met Wilfried Joostens van nummer 14.1

 

Naast zijn werk bij de spoorwegen, boerde Louis Meynckens – zoals zo veel inwoners van Vlierbeek in die tijd. Alleen had hij naast wat kleinvee ook nog een paard. Regelmatig hielp hij daarom de andere boeren in onze parochie die niet de luxe kenden van een eigen paard te bezitten.2

Nummer 13

Op nummer 13 (nu het kunstenaarsatelier van Jonny Kiggen), woonde François de Coninck (°25.12.1884-†11.06.1961), die in 1908 zijn grootvader Felix Ruelens als koster van de abdijkerk  van Vlierbeek was opgevolgd.

 

Hij was echter meer dan alleen maar koster, hij was ook kleermaker, kerkhofbewaker, bloemenkweker, verkoper en cafébaas. Hij hield immers het café “Bij de koster” open.

 

Samen met zijn vrouw Bertha Bruyninckx (°19.11.1885-†16.08.1965) bracht hij er zijn vier kinderen groot: Alfons (°02.03.1916-†02.10.2001), Felix (°1919), Michel (°21.06.1921-†12.07.1991) en Maria (°11.11.1925-†20.07.2019).1

Nummer 14

Vlak naast de Westerpoort – op nummer 14 - woonde Isidore Jules Jan Joostens (°14.10.1908-†20.06.1987) met zijn vrouw Joanna Bertha (Bertha) Dechamps (°20.01.1909-†17.02.1986) en hun zoontje Wilfried.1 Het jonge koppel was gehuwd op 18 mei 1935 en sinds 1939 baatten ze er het café “In de Abdij” uit (nu “In den Rozenkrans”).2 Tijdens de jaren die volgden, zou het jonge gezin nog verder uitbreiden. Zonen Michel en Luc werden beiden tijdens de Tweede Wereldoorlog geboren. Later zouden Eric en Lena het gezin compleet maken.3 

 

Ook vader Joostens woonde bij het gezin in. Jan had zijn vader - Jozef-Leo Joostens (°12.10.1880-†23.11.1950) - na het overlijden van diens vrouw immers in huis genomen. Hij kwam daarmee zijn belofte aan zijn moeder - Maria Pharaïlda Dewilde (°09.07.1875-†20.07.1937) – na om goed voor hem te zorgen eens zij er niet meer zou zijn.4

 

Bertha Dechamps was kind aan huis bij nummer 14 van de Abdij van Vlierbeek. Zij had hier immers samen met haar ouders Henri (Heinke) Dechamps en Melanie Wouters (°13.01.1870-†1924) als kind gewoond en was in dit huis opgegroeid. Haar moeder hield hier reeds café. Van 1928 tot 1939 werd het estaminet tijdelijk overgenomen door René Gielis en zijn vrouw Maria van Rillaer. In 1939 kwam het dan in handen van Bertha en Jan. Bertha was trouwens ook ver familie van de andere leden van het geslacht Dechamps, die tegelijkertijd met haar op de abdijsite woonden. De grootvader van Bertha en die van Felix (nummer 8) en Edward (nummer 6) waren immers broers.

 

Voor haar huwelijk met Jan, diende Bertha gedurende zeven jaren bij het gezin van Fernand Rawez – Hoogleraar in de scheikunde - en zijn echtgenote Margriet Bruylants, die tot 1934 in het Nieuw Abtskwartier van de abdij woonden.5

 

Jan Joostens was afkomstig van Beneden-Lo. Tot het aanbreken van de Tweede Wereldoorlog was hij tewerkgesteld als paswerker in een atelier in Brussel. Het was met een groep collega’s van dit atelier dat hij samen met zijn gezin op 14 mei 1940 de vlucht nam richting Frankrijk.6

 

Na hun terugkeer in Vlierbeek hielp Jan zijn vrouw Bertha in het estaminet, maar kreeg hij ook een voorname rol toebedeeld in het komiteit van Kessel-Lo, dat zowel voor de voedselbedelingen aan de Kesselse gezinnen instond als voor de soepverdelingen aan de Kesselse scholen.7

 

Door de klanten van het estaminet “In de Abdij” werd Jan meestal aangesproken met “Sloeber”, een bijnaam die een leven lang met hem verbonden zou blijven. En ook nu nog herinneren we ons Jan Joostens als “de Sloeber”. Jan zou immers zijn memoires alsook zijn herinneringen aan de Tweede  Wereldoorlog optekenen op bierviltjes en in schriftjes. Zijn verhalen werden in de jaren ’80 van de vorige eeuw gebundeld door de Heemkundige Kring Vlierbeek en uitgegeven in de boekjes “Vlierbeek of de memoires van de Sloeber” en  “Sloeber en de oorlog”. Het is onder meer dankzij zijn overlevering dat we ons vandaag de dag nog een zo levensecht beeld kunnen vormen van Vlierbeek tijdens de Tweede Wereldoorlog.

 

Foto 1: Trouwfoto van Jan Joostens en Bertha Dechamps. © Heemkundige Kring Vlierbeek vzw.

Foto 2: Jan Joostens en Bertha Dechamps achter de toog, zoals vele Vlierbekenaren hen zich nog herinneren. © Heemkundige Kring Vlierbeek vzw.

 

Wil je graag onze bronnen bij deze websitepagina raadplegen, klik dan hier.

 

Lees je graag wat meer over het historisch onderzoek van de Heemkundige Kring Vlierbeek vzw naar voormalige bewoners van de Abdij van Vlierbeek, klik dan hier.

 

Graag doen we hierbij ook een oproep aan jou. Wie kan ons bijkomende informatie en/of foto’s aanreiken over de bewoners van de Abdij van Vlierbeek tijdens de Tweede Wereldoorlog? Altijd zeer welkom voor ons verdere onderzoek! Ook doodsbrieven of bidprentjes zijn zeer welkom omdat we op basis daarvan enkele data kunnen verifiëren. Je mag ons een mailtje sturen via info@abdijvanvlierbeek.be. Alvast hartelijk dank voor je hulp.

 

© Heemkundige Kring Vlierbeek vzw.

Deel deze pagina